Johannes Frederik van Slogteren (voor intimi Han) werd geboren in 1904 in de Amsterdamse Tuinstraat in de Jordaan. Hij was op één na de jongste in een gezin van vijf kinderen, drie jongens en twee meisjes. Niet lang na zijn geboorte verhuisde het gezin naar Rotterdam en bleef daar ongeveer 2,5 jaar. Hierna keerde het weer terug naar de Jordaan. Zijn vader was zelfstandig ondernemer en had in de Jordaan een werkplaats waar hij lijsten, stijlspiegels en pathefoonkasten maakte. Zijn moeder zorgde voor de kinderen.

Han bracht zijn jeugdjaren door in de Jordaan en ging naar de lagere school in de Laurierstraat. Op school kwam zijn tekentalent naar voren en de leerkracht bewaarde zijn tekeningen en hing ze op in de gangen van de school. Hij behaalde
zijn "loffelijk ontslag". In die tijd was het slechts aan weinigen gegeven om door te leren en zijn vader besliste dat hij het slagersvak moest leren. Han daarentegen wilde kunstschilder worden. Zijn vader was hier op tegen en zei hem steeds: het zijn allemaal armoedzaaiers die bij mij een lijst bestellen. Jongen, je moet een vak leren. En zo kwam de jonge Han te werken bij een slagerij waar hij werd opgeleid. Op een transportfiets bracht hij ook bestellingen rond.

Na verloop van tijd begon zijn kunstzinnige aanleg hem toch parten te spelen en na lang nadenken is hij op 18-jarige leeftijd (1922) het huis uitgegaan om zijn droom waar te maken. Hij bleef in de Jordaan bij een familie inwonen en naderhand verhuisde hij met deze familie naar Amsterdam-West. Op 22-jarige leeftijd (1926) trok hij in bij een andere familie in de Frederik Hendrikstraat, ook in West. Zijn huisbaas had in dit pand een lijstenwinkel. Na de dood van de eigenaar zette de zoon de zaak voort samen met Han. Later opende Han nog een winkel in de J.P.Heyestraat. De discipline die je met een winkel moet hebben was echter niets voor hem en hij paste de openingstijden van de winkel dan ook aan. Hij was volop aan het schilderen en zijn werk werd voorzien van een lijst en in de etalage tentoongesteld en zo nu en dan verkocht. Zo voorzag hij in zijn onderhoud.

Toen hij begin 1933 zijn vrouw leerde kennen besloot hij terug te keren naar zijn ouderlijk huis in de Anjelierstraat in de Jordaan.  Er werd een opheffings-uitverkoop aangekondigd op de etalageruit van de winkel in de J.P.Heyestraat. Wellicht vanwege laksheid had hij zijn prijzen nog niet verlaagd. Er werd heel goed verkocht tegen de oorspronkelijke prijzen, dus dat noemde men toen op zijn Amsterdams “mazzel”.
Hierna huurde hij op de Lauriergracht een atelierruimte om te schilderen en geld te verdienen want hij had de vrouw van zijn leven gevonden. Maar hij had wel wat merkwaardige opvattingen. Nadat zij elkaar al enkele maanden kenden nam hij zijn vriendin begin april mee naar de Baarsjesweg in Amsterdam waar hij een zogenaamd “onderstuk” had gehuurd. Hij wilde zijn vriendin iets laten zien. Hij opende de ruimte en onder een zeildoek kwam een prachtige auto, een Amerikaanse Studebaker tevoorschijn. Hij had er nooit iets over vermeld tegen zijn vriendin en zij was vanzelfsprekend uiterst verbaasd. In die tijd had praktisch niemand een auto en zeker geen cabriolet. Zijn auto werd in de winter niet gebruikt. Zijn vriendin wist absoluut niet wat haar overkwam. Net zoals Han kwam zij uit de arbeidersklasse.
Tijdens hun verlovingstijd nam hij haar een keer mee naar de bioscoop. Eenmaal gezeten ontdekte zij dat hij zijn schildersbroek met verfvlekken nog aan had. Toen zij daar een opmerking over maakte, zei hij dat hij dat met opzet had gedaan. “Als je echt van me houdt, dan kan je dat niet schelen” was zijn commentaar. Het huwelijk werd door familie-omstandigheden bij het meisje thuis snel voltrokken en het paar vond een heel kleine woonruimte in de Westerstraat, wederom in de Jordaan. Korte tijd later verhuisde het paar naar Amsterdam-West.
De malaisetijd brak aan en Han maakte een moeilijke tijd door. Om in de kost te voorzien werkte hij voor het “cadeaustelsel” en dat hield het volgende in. Als een consument bij een meubelzaak interesse toonde in een z.g. ameublement (eethoek, dressoir etc.), dan kreeg men er een cadeau bij om de klant te stimuleren tot aankoop over te gaan. Zo duikt er af en toe een werk van hem op (een pastel of een aquarel) dat uit die tijd dateert. Het paar wilde graag een gezin stichten en in 1935 werd de dochter en in 1938 de zoon geboren.

De oorlogsjaren naderden en het bleef een moeilijke periode in zijn leven om zijn werk aan de man te brengen. Artiesten moesten lid worden van de “Kulturkammer” maar dat weigerde hij. In de beginjaren van de oorlog reisde hij per trein het land door en probeerde op die manier zijn werk aan de man te brengen. Later toen voedsel schaars werd ruilde hij ook schilderijen tegen voedsel. Honger is er nooit geweest in het gezin. Hij bleek toen ook een handelsman te zijn.
Het gezin kwam de oorlog goed door en Nederland begon met de wederopbouw.  Het bleven moeilijke tijden om zijn werk te verkopen want een schilderij was uiteindelijk een luxe artikel. Hij veranderde zijn schilderstijl en ging in zee met schilderijen-handelaren die zijn werk en dat van anderen gingen exporteren. Honderden schilderijen heeft hij gemaakt maar nooit gesigneerd met zijn eigen naam. Hij wisselde vele malen van handtekening onder een werk. Onder de “broodschilders” leverde hij goede kwaliteit-schilderijen en het kwam ook voor dat er een nieuwe handelaar langs kwam omdat hij goede berichten omtrent de schilder had vernomen. Han blij, dit betekende weer brood op de plank. De bewuste handelaar gaf een opdracht om diverse schilderijen te maken, van elk motief 1 doek. Helaas bleek later dat de handelaar slechts één maal bestelde om de afbeeldingen door goedkopere schilders te laten namaken. Een illusie armer.
Zijn kinderen waren inmiddels wat groter en hij nam ze onafhankelijk van elkaar mee naar musea en vol trots vertelde hij dat er ooit een schilderij van hem in het Stedelijk museum had gehangen. Hij was een echte Amsterdammer en kende de stad op zijn duimpje en was er trots op. De oude stad doorwandelen was zijn passie. Zijn favoriete sport was biljarten en dat deed hij niet onverdienstelijk. In de na-oorlogse jaren kwam de emigratie naar Australië, Nieuw Zeeland en Canada op gang. De schilder had het moeilijk en wilde het in Australië proberen. Het was een enorme teleurstelling voor hem dat alleen agrariërs toegang tot het land kregen. Goede raad was duur, wat nu?

Zijn 10 jaar oudere zuster was al lang geleden met haar gezin in Canada gaan wonen. In de oorlog verloor zij door ziekte haar man en een zoon sneuvelde in België na de invasie in Normandië. Waarschijnlijk gekweld door verdriet en gemis aan familie heeft zij haar broer overgehaald om met zijn gezin naar Canada te emigreren. Binnen 6 weken was de emigratie geregeld. De zuster had borg gestaan en had voor een tijdelijke baan gezorgd. Dit waren de voorschriften van de Canadese autoriteiten.
Helaas liep dit avontuur uit op een geweldige deceptie. Het werk in een bierbrouwerij was lichamelijk heel zwaar. De verdiensten waren niet zodanig dat hier een gezin van kon leven en dus moest zijn vrouw ook nog een baan zoeken om het gezin draaiende te houden. Hij had een collectie schilderijen meegenomen naar Canada en een expositie in de hal van een plaatselijke bioscoop werd georganiseerd. Er werd slechts 1 schilderij verkocht. Het gezin vocht zich door de zware tijd heen en werd heel hecht, één voor allen en allen voor één” was het motto. Maar na ongeveer 9 maanden verblijf werd het duidelijk dat een artiestenbestaan niet mogelijk zou worden. De Canadese bevolking had totaal geen interesse. De zuster besloot in te grijpen en zorgde er voor dat het gezin na een jaar weer kon terugkeren naar Nederland. In totaal werden er drie schilderijen verkocht.
Dolgelukkig weer in Nederland te zijn diende het volgende probleem zich aan. Een woning was heel schaars te krijgen en de weinige die vrij kwamen werden toegewezen door Centraal Bureau Huisvesting. Na vijf maanden bij familie te hebben ingewoond kreeg het gezin weer een eigen onderkomen aan de Ceintuurbaan in Amsterdam. Hoewel het een heel oud pand was, was het voor hen een paleis. Eindelijk weer vrijheid. En, niet onbelangrijk, op de zolderetage was een atelierruimte.
Veel contacten werden hersteld en zo langzamerhand kwamen de bestellingen voor het z.g. “handelswerk” weer binnen. Daarnaast kreeg hij ook regelmatig opdrachten voor een “echt” schilderij waar hij weken of een paar maanden aan werkte. Als hij een schilderij leverde aan een bekende signeerde hij het stuk met “Han van Slogteren”, voor onbekenden kon hij tekenen met J.F. van Slogteren, J. van Slogteren of soms Joh. F. van Slogteren. Wat daar de achterliggende gedachte van is geweest is onbekend.
Toen hij in 1969 de pensioengerechtigde leeftijd bereikte viel er een last van zijn schouders. Door de maandelijkse AOW waren zijn vaste lasten gedekt. Hij kon het wat rustiger aan doen. Toen zijn kinderen klein waren had hij nooit “kinderbijslag” ontvangen omdat hij een kleine zelfstandige was en dat heeft hij altijd onredelijk gevonden. Mede door de goede zorg van zijn vrouw groeiden zijn kinderen voorspoedig op.

En zo verstreken de jaren en in de herfst van zijn leven had hij geen geldzorgen. De kinderen hadden hun eigen gezinnen gesticht en met zijn vrouw kon hij regelmatig met vakantie, wel op een bescheiden manier maar zij waren er gelukkig mee.

Toen hij 84 jaar oud was en nog steeds op de derde etage op de Ceintuurbaan woonde, werd hij ongeneeslijk ziek. De steile trappen werden bezwaarlijk en toen zijn vrouw ook nog eens een beroerte kreeg, hebben de kinderen ze zover gekregen dat ze naar een verzorgingshuis gingen. Zijn vrouw knapte gelukkig op en heeft er niets aan overgehouden. Ze woonden daar een klein jaar toen Han van Slogteren overleed in januari 1991. Zijn vrouw heeft daar nog mooie en minder mooie jaren gekend en zij stierf op 90-jarige leeftijd in 2004.

Addendum
Han van Slogteren kwam uit een artistiek gezin. Zoals zoveel oorspronkelijke bewoners van de Jordaan konden alle kinderen goed zingen.  Ook een van zijn broers was een zeer verdienstelijk amateurschilder. Zijn jongste zuster maakte later van het zingen haar beroep. Tijdens het schilderen dwaalde zijn geest soms af. Hij was dan voor zijn omgeving verstrooid. Later werd duidelijk waarom. Hij bedacht zijn eigen moppen en vertelde die door op zijn biljartclub en aan anderen en het was vermakelijk om diezelfde moppen soms via de radio weer van iemand anders te horen. Ook het maken van verzen en declamaties was hem toevertrouwd. Hij heeft hier menigeen mee vermaakt. Samen met zijn vrouw hebben zij jarenlang deel uitgemaakt van een opera- en operette-ensemble en veel uitvoeringen gegeven. Op feesten en partijen waren zij een graag gezien koppel.

Heeft hij nog iets doorgegeven aan zijn kinderen? Zijn dochter is redelijk bedreven in handvaardigheden en zijn zoon is journalist en een goed schrijver geworden en heeft diverse publicaties op zijn naam staan. Schilderen doen ze helaas geen van beiden.
www.j.vanslogteren.n l©2009
Tekst: T. Hegt van Slogteren © jvanslogteren.nl 2009